De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) is de beroepsvereniging van universitair opgeleide belastingadviseurs in Nederland. De NOB is opgericht in 1954 en komt op voor de gemeenschappelijke belangen van haar leden en draagt zorg aan een kwalitatief hoogwaardige beroepsuitoefening.
Wat doet de De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB)
De NOB behartigt de belangen van de leden en bevordert een hoogwaardige beroepsuitoefening, onder andere door
het opstellen van eisen waaraan een fiscale universitaire opleiding dient te voldoen, wil deze mogelijkheid geven tot het NOB-lidmaatschap,
Voor cliënten is het lidmaatschap van hun adviseur een waarborg voor kwaliteit. Voor leden geeft het toegang tot een hoogwaardige beroepsopleiding, permanente bijscholing en een (kennis-)netwerk op fiscaal terrein met specialisten op post-master niveau en een (kennis-)netwerk op het gebied van andere voor het vak relevante ontwikkelingen (Commissie Beroepszaken).
Wat doet Bureau Bosma binnen De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB)?
Bosma is sedert 1992 lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en bestuurslid van de in 2016 opgerichte sectie Lokale en Milieuheffingen van de NOB. De sectie organiseert vaktechnische bijeenkomsten als onderdeel van het Programma Permanente Educatie van de NOB. De sectie heeft verder een adviserende rol in de Commissie Wetsvoorstellen.
Namens de NOB is hij lid van Commissie Klankbord van de Waarderingskamer.
Sjoerd Bosma studeerde fiscaal recht aan de Rijksuniversiteit Leiden, aangevuld met materieel strafrecht en strafprocesrecht aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam.
Blog | WOZ | Gemeentelijke belastingen | Energiebelasting
Nogmaals: gemeenten moeten op verzoek van belanghebbende de WOZ-taxatiegegevens verstrekken
Wij hebben op deze plaats al vaker de vraag besproken of gemeenten verplicht zijn om reeds in de bezwaarfase de aan de vastgestelde WOZ-waarde ten grondslag liggende gegevens toe te zenden aan de belanghebbende. Deze vraag komt nog met grote regelmaat aan de orde terwijl het antwoord al zo duidelijk is geformuleerd door de Hoge Raad. Dat antwoord is: ja, mits de belanghebbende om overlegging van deze gegevens heeft verzocht.
In het recente arrest van 14 juni 2024 heeft de Hoge Raad zijn standpunt nogmaals herhaald. In die zaak betrof het de vraag of de gemeente de zogenoemde KOUDV- en liggingsfactoren moest verstrekken aan de belanghebbende. Die belanghebbende had hierom verzocht in zijn bezwaarschrift en deed hiervoor een beroep op art. 40, lid 2 van de Wet WOZ. Deze bepaling verplicht de gemeente om, op verzoek van de belanghebbende, aan hem of haar alle taxatiegegevens te verstrekken die ten grondslag liggen aan de vastgestelde WOZ-waarde.
Verplichte onderbouwing WOZ-waarde
De Hoge Raad oordeelt dat deze verplichting inhoudt dat aan de belanghebbende op verzoek alle aan de vastgestelde WOZ-waarde ten grondslag gegevens moeten worden overlegd waarom die belanghebbende heeft verzocht. Het is dus van belang dat de belanghebbende een gemotiveerd verzoek doet tot het overleggen van taxatiegegevens waarbij zo expliciet mogelijk wordt aangegeven welke taxatiegegevens de belanghebbende wenst te ontvangen. Meestal zal het bij woningen gaan om de KOUDV-factoren, de liggingsfactoren en de grondstaffels. Bij niet-woningen zoals kantoren, winkels en overige courante bedrijfsobjecten, zal het veelal gaan om de onderbouwing van de toegepaste huurwaarden en kapitalisatiefactor. Deze onderbouwing kan blijken uit verkoop- e/o verhuurtransacties. Bij incourante niet-woningen kan het gaan om onderbouwingen van de grondwaarde waaronder transactiegegevens van gerealiseerde grondverkopen en/of om onderbouwing van
Het verstrekken van gegevens op grond van art. 40, lid 2 van de Wet WOZ staat geheel los van de verplichting die art. 7:4 van de Awb (de Algemene wet bestuursrecht) aan gemeenten oplegt om gegevens te verstrekken in het kader van het inzagerecht dat de belanghebbende heeft voorafgaand aan een hoorzitting.
Geen omzetbelasting in WOZ-waarde bij bedrijfsobjecten in aanbouw
Op 8 mei 2023 schreef ik een blog met als titel: “WOZ-waarde bij objecten in aanbouw, rechter grijpt in.”
Ik schreef dat het gerechtshof te Den Haag had geoordeeld dat met betrekking tot een grote groep van objecten in aanbouw de omzetbelasting géén deel uitmaakt van de vervangingswaarde. Daarmee passeerde het gerechtshof in Den Haag opmerkingen die tijdens de parlementaire behandeling zijn gedaan en op grond waarvan gemeenten de WOZ-waarde nagenoeg altijd inclusief omzetbelasting bepalen. Het gerechtshof in Den Haag oordeelde hiermee geheel tegengesteld aan het gerechtshof in Amsterdam in een overigens vergelijkbare zaak. De Hoge Raad heeft recent het oordeel van het gerechtshof Den Haag bevestigt en het oordeel van het gerechtshof in Amsterdam vernietigt.
Oordeel Hoge Raad: geen omzetbelasting in de WOZ-waarde
Dat de uitspraken van de gerechtshoven in Den Haag en in Amsterdam zouden worden voorgelegd aan onze hoogste rechter – de Hoge Raad – kwam natuurlijk niet onverwacht; het betreft hier een principieel onderdeel van de waardebepaling, te weten: het bepalen van de WOZ-waarde van courante bedrijfsobjecten in aanbouw. Bovendien waren de twee rechterlijke uitspraken geheel tegengesteld en dan is een oordeel van de Hoge Raad wenselijk en nodig.
In beide casus betrof het een hotel in aanbouw. De uitspraak is echter van belang voor veel bedrijfsobjecten in aanbouw.
In de cassatieprocedure over het oordeel van het gerechtshof te Amsterdam oordeelt de Hoge Raad eerst dat onder het begrip vervangingswaarde moet worden verstaan: het uit de stichtingskosten of de aanschaffingsprijs bestaande offer dat nodig is om een object in dezelfde staat aan te schaffen of te vervaardigen. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de omzetbelasting, die als onderdeel van de stichtingskosten of de aanschaffingsprijs aan de ondernemer in rekening wordt gebracht, bedrijfseconomisch niet behoort tot die kosten voor zover de ondernemer die belasting in aftrek zou kunnen brengen.
De Hoge Raad oordeelt verder dat in art. 17, lid 4 van de Wet WOZ (waarin het waarderings-voorschrift voor objecten in aanbouw is opgenomen) verwijst naar art. 17, lid 3 van die wet zonder dat daarbij enige aanpassing is gegeven. Dit betekent dat het in dat derde lid bedoelde begrip vervangingswaarde, in voorkomend geval met inbegrip van de correcties in de tweede volzin daarvan, onverkort van toepassing is bij de waardering van gebouwde eigendommen in aanbouw, aldus de Hoge Raad. Met de genoemde correcties doelt de Hoge Raad op de correcties wegens technische en functionele veroudering waarmee de vervangingswaarde wordt gecorrigeerd tot de zogenoemde gecorrigeerde vervangingswaarde.
Tenslotte oordeelt de Hoge Raad nog dat de andersluidende opmerkingen in de parlementaire behandeling van het toenmalige wetsvoorstel in strijd zijn met zowel de bewoordingen van de wet als met de systematiek van de waardebepaling.
Over de uitspraak van het gerechtshof te Den Haag is het oordeel van onze hoogste rechter heel kort: dat oordeel is juist.
Betekenis van deze arresten voor de praktijk
Het vorenstaande is van belang bij de WOZ-waardering van courante niet-woningen waarbij de eigenaar recht heeft op aftrek van voorbelasting: dat is de eigenaar die in het kader van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB) belaste prestaties verricht.
Bij courante niet-woningen betreft het onder meer – maar niet uitsluitend – winkels, kantoren, bedrijfshallen, distributiecentra etc.
Incourante niet-woningen
Overigens: bij het bepalen van de vervangingswaarde van incourante niet-woningen is het bestaande praktijk dat de omzetbelasting geen deel uitmaakt van de vervangingswaarde indien de eigenaar recht heeft op aftrek van voorbelasting.
Vragen?
Bent u recentelijk geconfronteerd met een WOZ-waarde voor een in aanbouw zijnde courante niet-woning en wilt u weten wat uw rechtspositie is? Wilt u bezwaar maken of heeft u anderszins vragen over dit onderwerp?
Neem gerust contact met ons op; wij helpen u graag verder.
De Hoge Raad heeft op 12 april jl. arrest gewezen in een geschil over de WOZ-waarde van een golfbaan. Meer specifiek lag de vraag voor of bij de bepaling van de bedrijfswaarde via een DCF-methode alleen de kasstromen van de eigenaar van de onroerende zaak van belang zijn of ook de exploitatieresultaten van de gebruiker van die zaak. Geheel volgens verwachting heeft de Hoge Raad de eerder uitgezette lijn bevestigt. Ook de Advocaat-Generaal die eerder in deze zaak advies uitbracht aan de Hoge Raad volgde de bestaande jurisprudentie. Het andersluidende pleidooi van belanghebbende is door de Hoge Raad ongegrond verklaard.
Feiten
X BV is eigenaar van een golfbaan en verhuurt deze aan een vennootschap onder firma (vof) zijnde de Golfclub. De (twee) vennoten van deze vof zijn twee vennootschappen die beide een 100%-dochter zijn van X. X is tevens bestuurder van die vennootschappen. De vof exploiteert het golfcomplex met het uitsluitende doel om daarmee winst te behalen.
X stelt in beroep, hoger beroep en in cassatie dat de bedrijfswaarde van het complex niet uitsluitend wordt bepaald door de huurinkomsten van de eigenaar maar ook door de exploitatieresultaten van de golfclub waarvan de eigenaar aandeelhouder en bestuurder is. Indien alleen zou worden uitgegaan van de kasstromen van de eigenaar dan zou, zo stelde X, de WOZ-waarde te laag uitkomen.
Bedrijfswaarde volgens de Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde, in een geval waarin sprake is van een in de commerciële sfeer gebezigde onroerende zaak, niet hoger kan worden gesteld dan de bedrijfswaarde: dit is de waarde die de onroerende zaak in economische zin voor de eigenaar vertegenwoordigt.
Dit brengt mee, aldus de Hoge Raad, dat indien de bedrijfswaarde wordt bepaald op basis van de DCF-methode, uitsluitend de kasstromen van de eigenaar in aanmerking dienen te worden genomen.
De omstandigheid dat de eigenaar als 100% aandeelhouder economisch belang heeft bij de resultaten van haar dochtervennootschappen (in de casus van het arrest: de gebruikers van de onroerende zaak) doet hieraan niet af. Evenmin is er aanleiding om rechtspersonen (gedoeld wordt op de moeder- en haar dochtervennootschappen) voor de WOZ te vereenzelvigen. In deze situatie kan dus evenmin worden uitgegaan van geconsolideerde cijfers van de eigenaar en haar dochtervennootschappen, aldus de Hoge Raad.
Bedrijfswaarde en gecorrigeerde vervangingswaarde zijn de waarde voor de eigenaar
Het oordeel is geheel in lijn met de eerdere jurisprudentie op dit punt en in zoverre is dit oordeel niet onverwacht. In het arrest herhaalt de Hoge Raad ook de betekenis van de gecorrigeerde vervangingswaarde: die gecorrigeerde vervangingswaarde is de waarde die de onroerende zaak in economische zin voor de eigenaar heeft. Dit geldt dan ook voor de bedrijfswaarde die een uitwerking is van die gecorrigeerde vervangingswaarde.
Vragen over de bedrijfswaarde?
Als u vragen heeft over de bedrijfswaarde, of over de gecorrigeerde vervangingswaarde, neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.
Het arrest vindt u door op onderstaande link te klikken