De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) is de beroepsvereniging van universitair opgeleide belastingadviseurs in Nederland. De NOB is opgericht in 1954 en komt op voor de gemeenschappelijke belangen van haar leden en draagt zorg aan een kwalitatief hoogwaardige beroepsuitoefening.
Wat doet de De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB)
De NOB behartigt de belangen van de leden en bevordert een hoogwaardige beroepsuitoefening, onder andere door
het opstellen van eisen waaraan een fiscale universitaire opleiding dient te voldoen, wil deze mogelijkheid geven tot het NOB-lidmaatschap,
Voor cliënten is het lidmaatschap van hun adviseur een waarborg voor kwaliteit. Voor leden geeft het toegang tot een hoogwaardige beroepsopleiding, permanente bijscholing en een (kennis-)netwerk op fiscaal terrein met specialisten op post-master niveau en een (kennis-)netwerk op het gebied van andere voor het vak relevante ontwikkelingen (Commissie Beroepszaken).
Wat doet Bureau Bosma binnen De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB)?
Bosma is sedert 1992 lid van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en bestuurslid van de in 2016 opgerichte sectie Lokale en Milieuheffingen van de NOB. De sectie organiseert vaktechnische bijeenkomsten als onderdeel van het Programma Permanente Educatie van de NOB. De sectie heeft verder een adviserende rol in de Commissie Wetsvoorstellen.
Namens de NOB is hij lid van Commissie Klankbord van de Waarderingskamer.
Sjoerd Bosma studeerde fiscaal recht aan de Rijksuniversiteit Leiden, aangevuld met materieel strafrecht en strafprocesrecht aan de Erasmusuniversiteit Rotterdam.
Blog | WOZ | Gemeentelijke belastingen | Energiebelasting
Geen omzetbelasting in WOZ-waarde bij bedrijfsobjecten in aanbouw
Op 8 mei 2023 schreef ik een blog met als titel: “WOZ-waarde bij objecten in aanbouw, rechter grijpt in.”
Ik schreef dat het gerechtshof te Den Haag had geoordeeld dat met betrekking tot een grote groep van objecten in aanbouw de omzetbelasting géén deel uitmaakt van de vervangingswaarde. Daarmee passeerde het gerechtshof in Den Haag opmerkingen die tijdens de parlementaire behandeling zijn gedaan en op grond waarvan gemeenten de WOZ-waarde nagenoeg altijd inclusief omzetbelasting bepalen. Het gerechtshof in Den Haag oordeelde hiermee geheel tegengesteld aan het gerechtshof in Amsterdam in een overigens vergelijkbare zaak. De Hoge Raad heeft recent het oordeel van het gerechtshof Den Haag bevestigt en het oordeel van het gerechtshof in Amsterdam vernietigt.
Oordeel Hoge Raad: geen omzetbelasting in de WOZ-waarde
Dat de uitspraken van de gerechtshoven in Den Haag en in Amsterdam zouden worden voorgelegd aan onze hoogste rechter – de Hoge Raad – kwam natuurlijk niet onverwacht; het betreft hier een principieel onderdeel van de waardebepaling, te weten: het bepalen van de WOZ-waarde van courante bedrijfsobjecten in aanbouw. Bovendien waren de twee rechterlijke uitspraken geheel tegengesteld en dan is een oordeel van de Hoge Raad wenselijk en nodig.
In beide casus betrof het een hotel in aanbouw. De uitspraak is echter van belang voor veel bedrijfsobjecten in aanbouw.
In de cassatieprocedure over het oordeel van het gerechtshof te Amsterdam oordeelt de Hoge Raad eerst dat onder het begrip vervangingswaarde moet worden verstaan: het uit de stichtingskosten of de aanschaffingsprijs bestaande offer dat nodig is om een object in dezelfde staat aan te schaffen of te vervaardigen. Vervolgens oordeelt de Hoge Raad dat de omzetbelasting, die als onderdeel van de stichtingskosten of de aanschaffingsprijs aan de ondernemer in rekening wordt gebracht, bedrijfseconomisch niet behoort tot die kosten voor zover de ondernemer die belasting in aftrek zou kunnen brengen.
De Hoge Raad oordeelt verder dat in art. 17, lid 4 van de Wet WOZ (waarin het waarderings-voorschrift voor objecten in aanbouw is opgenomen) verwijst naar art. 17, lid 3 van die wet zonder dat daarbij enige aanpassing is gegeven. Dit betekent dat het in dat derde lid bedoelde begrip vervangingswaarde, in voorkomend geval met inbegrip van de correcties in de tweede volzin daarvan, onverkort van toepassing is bij de waardering van gebouwde eigendommen in aanbouw, aldus de Hoge Raad. Met de genoemde correcties doelt de Hoge Raad op de correcties wegens technische en functionele veroudering waarmee de vervangingswaarde wordt gecorrigeerd tot de zogenoemde gecorrigeerde vervangingswaarde.
Tenslotte oordeelt de Hoge Raad nog dat de andersluidende opmerkingen in de parlementaire behandeling van het toenmalige wetsvoorstel in strijd zijn met zowel de bewoordingen van de wet als met de systematiek van de waardebepaling.
Over de uitspraak van het gerechtshof te Den Haag is het oordeel van onze hoogste rechter heel kort: dat oordeel is juist.
Betekenis van deze arresten voor de praktijk
Het vorenstaande is van belang bij de WOZ-waardering van courante niet-woningen waarbij de eigenaar recht heeft op aftrek van voorbelasting: dat is de eigenaar die in het kader van de Wet op de omzetbelasting (Wet OB) belaste prestaties verricht.
Bij courante niet-woningen betreft het onder meer – maar niet uitsluitend – winkels, kantoren, bedrijfshallen, distributiecentra etc.
Incourante niet-woningen
Overigens: bij het bepalen van de vervangingswaarde van incourante niet-woningen is het bestaande praktijk dat de omzetbelasting geen deel uitmaakt van de vervangingswaarde indien de eigenaar recht heeft op aftrek van voorbelasting.
Vragen?
Bent u recentelijk geconfronteerd met een WOZ-waarde voor een in aanbouw zijnde courante niet-woning en wilt u weten wat uw rechtspositie is? Wilt u bezwaar maken of heeft u anderszins vragen over dit onderwerp?
Neem gerust contact met ons op; wij helpen u graag verder.
De Hoge Raad heeft op 12 april jl. arrest gewezen in een geschil over de WOZ-waarde van een golfbaan. Meer specifiek lag de vraag voor of bij de bepaling van de bedrijfswaarde via een DCF-methode alleen de kasstromen van de eigenaar van de onroerende zaak van belang zijn of ook de exploitatieresultaten van de gebruiker van die zaak. Geheel volgens verwachting heeft de Hoge Raad de eerder uitgezette lijn bevestigt. Ook de Advocaat-Generaal die eerder in deze zaak advies uitbracht aan de Hoge Raad volgde de bestaande jurisprudentie. Het andersluidende pleidooi van belanghebbende is door de Hoge Raad ongegrond verklaard.
Feiten
X BV is eigenaar van een golfbaan en verhuurt deze aan een vennootschap onder firma (vof) zijnde de Golfclub. De (twee) vennoten van deze vof zijn twee vennootschappen die beide een 100%-dochter zijn van X. X is tevens bestuurder van die vennootschappen. De vof exploiteert het golfcomplex met het uitsluitende doel om daarmee winst te behalen.
X stelt in beroep, hoger beroep en in cassatie dat de bedrijfswaarde van het complex niet uitsluitend wordt bepaald door de huurinkomsten van de eigenaar maar ook door de exploitatieresultaten van de golfclub waarvan de eigenaar aandeelhouder en bestuurder is. Indien alleen zou worden uitgegaan van de kasstromen van de eigenaar dan zou, zo stelde X, de WOZ-waarde te laag uitkomen.
Bedrijfswaarde volgens de Hoge Raad
De Hoge Raad bevestigt dat de gecorrigeerde vervangingswaarde, in een geval waarin sprake is van een in de commerciële sfeer gebezigde onroerende zaak, niet hoger kan worden gesteld dan de bedrijfswaarde: dit is de waarde die de onroerende zaak in economische zin voor de eigenaar vertegenwoordigt.
Dit brengt mee, aldus de Hoge Raad, dat indien de bedrijfswaarde wordt bepaald op basis van de DCF-methode, uitsluitend de kasstromen van de eigenaar in aanmerking dienen te worden genomen.
De omstandigheid dat de eigenaar als 100% aandeelhouder economisch belang heeft bij de resultaten van haar dochtervennootschappen (in de casus van het arrest: de gebruikers van de onroerende zaak) doet hieraan niet af. Evenmin is er aanleiding om rechtspersonen (gedoeld wordt op de moeder- en haar dochtervennootschappen) voor de WOZ te vereenzelvigen. In deze situatie kan dus evenmin worden uitgegaan van geconsolideerde cijfers van de eigenaar en haar dochtervennootschappen, aldus de Hoge Raad.
Bedrijfswaarde en gecorrigeerde vervangingswaarde zijn de waarde voor de eigenaar
Het oordeel is geheel in lijn met de eerdere jurisprudentie op dit punt en in zoverre is dit oordeel niet onverwacht. In het arrest herhaalt de Hoge Raad ook de betekenis van de gecorrigeerde vervangingswaarde: die gecorrigeerde vervangingswaarde is de waarde die de onroerende zaak in economische zin voor de eigenaar heeft. Dit geldt dan ook voor de bedrijfswaarde die een uitwerking is van die gecorrigeerde vervangingswaarde.
Vragen over de bedrijfswaarde?
Als u vragen heeft over de bedrijfswaarde, of over de gecorrigeerde vervangingswaarde, neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.
Het arrest vindt u door op onderstaande link te klikken
AG zeer negatief over Forensenbelasting Gulpen-Wittem
De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad (hierna: de AG) heeft in een recent gepubliceerde conclusie een zeer negatief oordeel gegeven over de forensenbelasting van de gemeente Gulpen-Wittem. De AG constateert dat de gemeente Gulpen-Wittem met de in 2020 doorgevoerde forse tariefstijging een groot aantal (rechts)beginselen heeft geschonden.
Daarop concludeert de AG: “Elke schending op zichzelf zou mogelijk een terughoudende toets (door de rechter; SB) kunnen doorstaan, maar de stapeling van schendingen van algemene rechtsbeginselen en beginselen van behoorlijk bestuur noopt er mijns inziens toe de verordening onverbindend te verklaren voor zover zij het tarief van de forensenbelasting ten opzichte van 2019 verhoogt.”
Onderstaand een korte toelichting op de forensenbelasting zelf en op de conclusie van de AG inzake de forensenbelasting van de gemeente Gulpen-Wittem in het bijzonder.
Forensenbelasting
De forensenbelasting wordt geheven ter zake van het op meer dan 90 dagen in het belastingjaar beschikbaar houden van een gemeubileerde woning. In de praktijk is deze belasting veelal verworden tot een heffing op tweede woningen. De heffing van forensenbelasting kan worden voorkomen door de woning op minder dan 90 dagen per jaar zelf ter beschikking te houden en voor de resterende periode van dat jaar beschikbaar te houden voor de verhuur. Dit kan worden gerealiseerd door middel van het sluiten van een verhuurbemiddelingsovereenkomst met een derde partij. Die overeenkomst moet dan wel bewerkstelligen de tweede woning aan de eigenaar zelf niet meer ter beschikking staat in die voor verhuur beschikbaar gestelde periode van tenminste 275 dagen.
Forensenbelasting in de gemeente Gulpen-Wittem
De gemeenteraad van Gulpen-Wittem voerde met ingang van 2020 een forse tariefsverhoging door voor de forensenbelasting. Door middel van deze forse tariefsverhoging wil de gemeenteraad de woningmarkt reguleren. De raad had geconstateerd dat in toenemende mate woningen werden onttrokken aan de permanente woonfunctie en dat deze woningen werden gekocht door beleggers met als doel om deze te verhuren aan toeristen of om deze zelf als tweede woning te gebruiken. Als gevolg hiervan waren de woningprijzen gestegen en hadden starters minder kans op een geschikte en betaalbare woning. Om dezelfde redenen voerde de gemeenteraad voor 2022 opnieuw een forse tariefsverhoging door. Hierdoor betalen belastingplichtigen in 2022 circa vijf keer zoveel forensenbelasting als in 2019!
Bureau Bosma adviseert in procedures tegen de forensenbelasting in Gulpen-Wittem
Tegen de aanslagen forensenbelasting 2020 heeft een drietal eigenaren van tweede woningen bezwaar en beroep bij de rechter ingesteld. Bureau Bosma vertegenwoordigt hierbij één van de betreffende belastingplichtigen.
Hoewel rechtbank Limburg en Hof Den Bosch de gemeente gelijk gaven in deze procedure, is het oordeel van de AG vernietigend. Wij lichten dit hierna toe.
Het oordeel van de AG
De AG bij de Hoge Raad concludeert dat de gemeenteraad met de ‘steile’ tariefsverhoging het verbod op ‘detournement de pouvoir’ schendt. Ofwel: de gemeente gebruikt de forensen-belasting voor een doel waarvoor deze heffing niet in het leven is geroepen. Deze ernstige schending is volgens de AG niet de enige schending waaraan de gemeenteraad van Gulpen-Wittem zich heeft schuldig gemaakt.
De gemeente schendt ook het evenredigheidsbeginsel doordat slechts een zeer beperkt percentage van de woningen in de gemeente onder deze heffing valt en het te verwachten effect minimaal zal zijn. Het middel van tariefsverhoging is volgens de AG zowel ongeschikt als onevenredig aan de beoogde woningmarktdoelen.
Omdat de gemeenteraad zich bij de besluitvorming niet goed heeft voorbereid is de tariefsverhoging ook in strijd met de beginselen van zorgvuldige voorbereiding en motivering. Voorafgaand aan de besluitvorming heeft de gemeenteraad namelijk geen enkel onderzoek gedaan naar de gevolgen van de tariefsverhoging voor bestaande belastingplichtigen noch naar de effecten hiervan op de woningmarkt. De wethouder had weliswaar geadviseerd om dit onderzoek wel voorafgaand aan de besluitvorming te doen maar de raad ging aan dit advies voorbij.
Tenslotte oordeelt de AG dat de steile tariefsverhoging in strijd is met het gelijkheidsbeginsel doordat slechts enkele belastingplichtigen door deze maatregel worden getroffen. Zo blijven de beleggers van tweede woningen, welke woningen ook aan de woningvoorraad zijn onttrokken, buiten schot.
Nu wachten op het oordeel van de Hoge Raad
Thans is het oordeel aan de Hoge Raad. Wij kijken met belangstelling naar het arrest uit. De conclusie van de AG vindt u door op onderstaande link te klikken