In onze blog van 19 maart 2021 zijn wij ingegaan op het gelijkheidsbeginsel bij de rioolheffing. Wij vermeldden toen al dat de Hoge Raad op korte termijn arrest zou wijzen in het geschil over de zogenoemde kerkenvrijstelling bij de rioolheffing van de gemeente Loppersum. Dat arrest is er nu: de Hoge Raad oordeelt anders dan de advocaat-generaal in zijn advies.
Kerkenvrijstelling
In de gemeente Loppersum worden de eigenaren van kerken vrijgesteld van rioolheffing. Rechtbank en gerechtshof oordeelden dat de gemeente Loppersum daarvoor een objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond heeft: kerken zijn openbaar toegankelijk en andere objecten – zoals woningen – zijn niet openbaar toegankelijk. Kortom: geen gelijke gevallen volgens rechtbank en gerechtshof. Rechtbank en hof wezen daarom het (hoger) beroep van de protesterende woningcorporatie af.
Voorafgaand aan de beslissing van de Hoge Raad heeft de advocaat-generaal (hierna: A-G) bij de Hoge Raad geconcludeerd dat het openbaar toegankelijk zijn van kerken in het kader van de rioolheffing geen objectieve en redelijke rechtvaardigingsgrond is. Volgens de A-G worden vanuit kerken evenveel – zo niet meer – kosten opgeroepen als vanuit woningen of andere gebouwen terwijl ook die kerkgebouwen profijt hebben van de gemeentelijke rioleringstaken. Daarom leidt de vrijstelling volgens de AG tot een ongelijke behandeling van gelijke gevallen.
Hoge Raad: gelijkheidsbeginsel niet geschonden
De Hoge Raad is het niet eens met het advies van de A-G en volgt het oordeel van het gerechtshof. De Hoge Raad oordeelt dat gemeenten bij de vormgeving van de rioolheffing een grote vrijheid wordt gelaten. Die vrijheid moet ook worden gelaten bij het opnemen van een objectvrijstelling als de onderhavige. Dat kerkgebouwen openbaar toegankelijk zijn en het gebruik ervan een algemeen belang dient, acht de Hoge Raad een objectieve en redelijke rechtvaardiging voor de vrijstelling.
Voorts is volgens de Hoge Raad niet van belang dat de rioolheffing een bestemmingsbelasting is. De Hoge Raad wijst het door belanghebbende ingestelde beroep in cassatie daarom af.
Commentaar:
De Hoge Raad volgt in zijn arrest de in eerdere arresten uitgezette lijn dat van schending van het gelijkheidsbeginsel geen sprake is indien voor de ongelijkheid een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.
In het onderhavige geval oordeelt de Hoge Raad dat het feit dat de omstandigheid dat kerkgebouwen openbaar toegankelijk zijn en het gebruik ervan het algemeen belang dient, als een objectieve en redelijke rechtvaardiging. Van schending van het gelijkheidsbeginsel is geen sprake.
Wat betekent dit arrest voor u?
Met dit arrest is niet gezegd dat ook in andere situaties een beroep op het gelijkheidsbeginsel niet zal slagen. Integendeel; de Hoge Raad geeft aan dat voor een ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging dient te worden gegeven. Zo niet, dan zal de Hoge Raad ingrijpen. Daarom dient iedere situatie waarin sprake is van een potentiële schending van het gelijkheidsbeginsel op rechtmatigheid te worden beoordeeld.
Exceptieve toetsing
In het onderhavige arrest is geen beroep gedaan op de exceptieve toetsing; een dergelijk beroep kan in voorkomende gevallen mogelijk tot een ander oordeel leiden waardoor het beroep toch dient te worden gehonoreerd en de aanslagen dienen te worden vernietigd.
Wilt u hier meer over weten, neemt u dan vrijblijvend contact met ons op.
Hoge Raad 6 augustus 2021
Heeft u vragen?
Als u vragen heeft naar aanleiding van het vorenstaande neemt u dan gerust contact met ons op.