HR 13 FEBRUARI 2015, NR. 14/00655, ECLI:NL:HR:2015:282
De Hoge Raad oordeelt dat bij de beantwoording van de vraag, of bij de heffing van leges in het kader van de omgevingsvergunning, de in artikel 229b van de Gemeentewet geldende opbrengstlimiet is overschreden moet worden gekeken naar het totaal van de geraamde baten en lasten van de legesverordening als geheel.
Het uitgangspunt van het kabinet om in het kader van de omgevingsvergunning hierbij alleen de baten en lasten van deze vergunning in aanmerking te nemen – en waarmee kruissubsidiëring zou zijn voorkomen – heeft niet geleid tot wetgevende maatregelen. Daarom geldt ongewijzigd hetgeen bij de totstandkoming van artikel 229b van de Gemeentewet hierover is bepaald, aldus de Hoge Raad.
Commentaar:
Kruissubsidiëring komt bij de heffing van leges veel voor. Kruissubsidiëring houdt in dat de legestarieven voor sommige diensten hoger worden gesteld ten einde de legestarieven voor andere diensten lager te kunnen houden.
Onder de werking van de Woningwet was het in bijna alle gemeenten gebruikelijk dat met de opbrengst van de leges voor bouwvergunningen de tekorten op de leges voor andere diensten werden gecompenseerd. Met name werden op deze wijze de (veelal lage) legesopbrengsten voor paspoorten en rijbewijzen gecompenseerd door de legesopbrengsten voor bouwvergunningen.
Gelet op het feit dat het kabinet in 2005/2006 het uitgangspunt formuleerde dat deze veelvuldig voorkomende kruissubsidiëring onder de werking van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zou worden verlaten, bestond algemeen de verwachting dat de belastingrechter in gelijke zin zou oordelen. Niets is echter minder waar, nu de Hoge Raad kort en bondig heeft geoordeeld dat het uitgangspunt van het kabinet niet tot wetgevende maatregelen heeft geleid. Dat betekent dat kruissubsidiëring nog steeds mogelijk is en dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van overschrijding van de in artikel 229b Gemeentewet opgenomen opbrengstlimiet, het totaal van de baten en lasten van de legesverordening als geheel in aanmerking moet worden genomen.
Gelet op het arrest van 4 april 2014 (ECLI:NL:HR:2014:780) waarbij “een vast, bescheiden percentage van de bouwkosten van 2,25%” door de Hoge Raad niet als onredelijk of willekeurig werd geoordeeld, hebben gemeenten alle ruimte om in het kader van omgevingsvergunningen welhaast ongelimiteerd leges te heffen. En dat terwijl er maatschappelijk steeds meer weerzin bestaat tegen deze wijze van legesheffing. Het wordt tijd dat de wetgever ingrijpt.