Voor het indienen van een beroepschrift geldt een wettelijke termijn van zes weken na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. Stel nu dat de belanghebbende tegen het einde van die zes weken plotseling zodanig ziek wordt dat hij als gevolg daarvan niet tijdig, binnen die zes weken, beroep kan instellen. Is het beroep dan niet-ontvankelijk?
De Hoge Raad oordeelde vandaag dat niet-ontvankelijkheid dan niet aan de orde is; een tegen het einde van de beroepstermijn opgetreden ziekte kan grond opleveren een te laat ingediend beroepschrift ontvankelijk te achten, zo formuleert ons hoogste rechtscollege. Als motivering voegt de Raad hieraan toe dat van een belanghebbende niet kan worden verwacht dat hij, met het oog op de mogelijkheid van een dergelijke ziekte, reeds enige tijd voor het verstrijken van de termijn beroep instelt. Ons inziens een terecht en alleszins begrijpelijk oordeel.
Het is overigens niet de eerste keer dat de Hoge Raad in een dergelijk geval tot dit oordeel komt. Reeds in 1994 en in 2004 oordeelde de Raad in gelijke zin. In het arrest van 1994 voegde de Hoge Raad daar aan toe dat de bewijslast dat zich een dergelijk geval heeft voorgedaan bij de belanghebbende ligt. Ook dat is ons inziens terecht én begrijpelijk.
HR 18 november 2016, 16/02080, ECLI:NL:HR:2016:2599