Nieuwe informatiebeschikking na intrekking eerdere informatiebeschikking

Onlangs oordeelde de Hoge Raad over de vraag of een inspecteur een nieuwe informatiebeschikking kan nemen als een eerdere informatiebeschikking door die inspecteur is ingetrokken. Alvorens op dit oordeel in te gaan, bekijken wij eerst nog even wat de informatiebeschikking precies is. 

Het verstrekken van gegevens en inlichtingen

“Ieder is verplicht de gegevens en inlichtingen te verstrekken die voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn” zo staat in artikel 47 van de AWR. Dit voorschrift geldt ook bij de Wet WOZ en bij de heffing van lokale belastingen. De gemeentelijke heffingsambtenaar, of de heffingsambtenaar van een provincie of waterschap, die gebruik maakt van art. 47 AWR dient duidelijk aan te geven welke gegevens en inlichtingen dienen te worden verstrekt.

De informatiebeschikking

Als de met toepassing van art. 47 AWR gevraagde gegevens en inlichtingen niet worden verstrekt kan de heffingsambtenaar een zogenoemde informatiebeschikking vaststellen. Bij die informatiebeschikking wordt vastgesteld welke gegevens en inlichtingen door de heffingsambtenaar zijn gevraagd en dat de verplichting tot het verstrekken ervan niet is nagekomen. De heffingsambtenaar dient ook in de informatiebeschikking duidelijk aan te geven om welke gegevens en inlichtingen het gaat. De informatiebeschikking wordt ten name gesteld van dezelfde persoon aan wie ook de verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen is opgelegd: de vermoedelijk belastingplichtige.

Is een nieuwe of tweede informatiebeschikking mogelijk? 

In een recent arrest oordeelt de Hoge Raad dat indien de inspecteur bij informatiebeschikking heeft vastgesteld dat een betrokkene niet of niet volledig heeft voldaan in de AWR bedoelde verplichtingen, normaliter geen tweede informatiebeschikking kan worden gegeven met betrekking tot dezelfde tekortkoming. 

Met betrekking tot een andere tekortkoming is een volgende informatiebeschikking wel mogelijk. 

De casus waarover de Hoge Raad oordeelde was als volgt: de inspecteur stelde ten aanzien van belanghebbende een informatiebeschikking vast wegens het niet voldoen aan de verplichtingen op grond van art. 47, eerste lid van de AWR (het verstrekken van gegevens en inlichtingen), art. 47a AWR (gegevens en inlichtingen in internationale verhoudingen) en art. 53, eerste lid AWR (administratieverplichting). Nadat belanghebbende na vaststelling van de informatiebeschikking alsnog aan die informatieverplichtingen had voldaan, vernietigde de inspecteur de informatiebeschikking. Kort daarna stelde de inspecteur een nieuwe informatiebeschikking vast wegens het niet nakomen van de verplichtingen in art. 52, eerste lid AWR (administratieplicht) en art. 52, vierde lid AWR (bewaarplicht). Omdat deze volgende informatiebeschikking andere wettelijke verplichtingen betreft dan waarop de eerste informatiebeschikking betrekking had, was het de inspecteur toegestaan om ter zake van die andere verplichtingen een nieuwe informatiebeschikking te nemen. 

Algemene rechtsbeginselen. 

Had de inspecteur het nakomen van de administratieplicht en bewaarplicht – waarop de nieuwe informatiebeschikking betrekking had – niet eerder (al dan niet tegelijk met de eerste informatiebeschikking) moeten nemen? Handelt de inspecteur niet in strijd met algemene rechtsbeginselen door ter zake van die administratieplicht en bewaarplicht pas een informatiebeschikking te nemen ná vernietiging van de eerste informatiebeschikking?
Nee, oordeelt de Hoge Raad. De enkele omstandigheid dat de inspecteur een volgende informatiebeschikking neemt wegens een andere tekortkoming, leidt niet tot strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. In dit geval overwoog de Hoge Raad voorts dat de inspecteur het tekort in de administratieplicht en in de bewaarplicht eerst kon vaststellen nadat de belanghebbende alsnog aan zijn eerdere verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen had voldaan en dat deed belanghebbende pas nadat de eerste informatiebeschikking was vastgesteld. Gelet op de omstandigheden van het geval was er derhalve geen sprake van strijd met enig algemeen beginsel van behoorlijk bestuur. 

Uit deze laatste overweging zou kunnen worden afgeleid dat in een andere situatie, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, mogelijk wel sprake zou kunnen zijn van strijd met een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Wij moeten de verdere ontwikkeling van de jurisprudentie op dit punt afwachten. 

Betekenis in de praktijk

Bij de waardevaststelling in het kader van de Wet WOZ of bij de heffing van lokale belastingen komt het vaststellen van een informatiebeschikking niet vaak voor. Bovendien, en dat is van belang om op te merken, gelden met betrekking tot de heffing van lokale belastingen en in het kader van de Wet WOZ, minder en andere verplichtingen dan ingevolge de AWR.
De inspecteur der rijksbelastingen heeft dan ook veel verdergaande bevoegdheden dan de heffingsambtenaar van een gemeente, provincie of waterschap. Ondanks deze beperktere bevoegdheden zou een nieuwe of tweede informatiebeschikking toch aan de orde kunnen komen bij de heffing van lokale belastingen of bij de WOZ-waardevaststelling. Voor dat geval is bovenstaande voor u van belang. 

Indien u met een informatiebeschikking wordt geconfronteerd dan kunt u uiteraard steeds met ons contact opnemen voor nader overleg. 

Hoge Raad 14 oktober 0200,
ECLI:NL:HR:2022:1439 

https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:HR:2022:1439&showbutton=true&keyword=2022%3a1439