Rechtbank haalt streep door proceskostenvergoeding bij ‘no cure no pay’

Rechtbank Midden-Nederland heeft recentelijk een streep gehaald door het toekennen van een proceskostenvergoeding bij advisering door ‘no cure no pay’-dienstverleners. Komt hiermee een einde aan het al jaren ergernis opwekkende verdienmodel van deze bedrijven? Met zijn oordeel heeft Rechtbank Midden-Nederland in ieder geval ‘een knuppel in het hoenderhok gegooid’.
Onderstaand een korte weergave van het oordeel van de rechtbank en waarom dit oordeel eigenlijk wel begrijpelijk is.

Verdienmodel

Al veel jaren leidt het verdienmodel van de zogenoemde ‘no cure no pay’-bureaus tot ergernis. Ergernis met name aan de zijde van de (gemeentelijke) overheid die zich geconfronteerd ziet met torenhoge proceskostenvergoedingen.
De ‘no cure no pay’-dienstverleners bieden hun diensten gratis aan en halen hun inkomsten uitsluitend uit de proceskostenvergoeding waarop hun cliënten recht hebben bij een succesvol bezwaar of beroep.
Die proceskostenvergoeding komt – anders dan wat de bedoeling ervan is – niet ten goede aan de cliënt maar aan de dienstverlener. Omdat de hoogte van de proceskostenvergoeding mede wordt bepaald op basis van het aantal proceshandelingen, proberen deze dienstverleners nog wel eens zoveel mogelijk proceshandelingen te verrichten; dat levert immers de hoogste vergoeding op. Deze houding leidt veelal tot vertragingen in de procedure en ook daardoor tot ergernis bij gemeenten en niet zelden ook bij rechtbanken en gerechtshoven. 

Dit jaar roepen veel gemeenten hun burgers en bedrijven op om geen gebruik te maken van de diensten van ‘no cure no pay’-bedrijven.

Proceskostenvergoeding

De proceskostenvergoeding is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van door derden verleende rechtsbijstand; het gaat dan om professioneel verleende rechtsbijstand. Als een belanghebbende in bezwaar of beroep kosten van rechtsbijstand heeft moeten maken dan beoogt de proceskostenvergoeding de belanghebbende een tegemoetkoming in die kosten te geven. De proceskostenvergoeding is dan ook nooit bedoeld als verdienmodel voor dienstverleners. 

Deze ‘no cure no pay’-dienstverleners moeten dan ook worden onderscheiden van professioneel belastingadviseurs (lid van NOB of RB) of advocaten, die de proceskostenvergoeding altijd ten gunste van hun cliënt zullen laten komen. En zo is de proceskostenvergoeding ook bedoeld. 

Rechtbank Midden-Nederland

De rechtbank oordeelt dat het voor een veroordeling (van de gemeente) tot vergoeding van proceskosten noodzakelijk is dat aan de rechtsbijstand voor eiser daadwerkelijk kosten zijn verbonden. Dat heeft eiser in het onderhavige geval niet zodat eiser geen recht heeft op een proceskostenvergoeding.
De rechtbank motiveert zijn oordeel als volgt.
In het onderhavige geval is eiser slechts kosten verschuldigd indien de rechtbank een proceskostenveroordeling uitspreekt. Als de rechtbank dat niet doet is eiser ook geen kosten aan de dienstverlener verschuldigd. Het kan niet zo zijn, zo oordeelt de rechtbank, dat de betalingsverplichting voor eiser aan de dienstverlener eerst ontstaat door het uitspreken van de proceskostenveroordeling zelf. Die betalingsverplichting moet al bestaan voor eiser, ongeacht de uitkomst van het geschil. 

Hiermee, zo overweegt de rechtbank ten overvloede, wijkt deze vorm van ‘no cure no pay’ af van de situatie waarin een dienstverlener bij een succesvol bezwaar of beroep recht heeft op een deel van de verlaging van de belastingaanslag. 

Begrijpelijk oordeel

In 2013 heb ik in het Weekblad voor Fiscaal Recht (WFR 2013/1346) een column geschreven over de ‘no cure no pay’-problematiek. Daarin heb ik aangegeven dat het toch zeer opmerkelijk is dat dienstverleners die hun diensten gratis aanbieden’ toch voor hun cliënten een proceskostenvergoeding kunnen claimen. 

De overwegingen in mijn column sluiten aan bij het onderhavige oordeel van rechtbank Midden-Nederland. Daarom is deze uitspraak van de rechtbank ook zeer begrijpelijk. 

Of deze uitspraak in hoger beroep of in cassatie stand zal houden moet worden afgewacht. De ‘no cure no pay’-dienstverleners zullen hun afspaken met cliënten wel aanpassen zodat de onderhavige uitspraak hierop niet meer één-op-één van toepassing zal zijn. Maar dit alles doet niets af aan de strekking van de onderhavige uitspraak. Hulde aan Rechtbank Midden-Nederland.

Vragen?

Als u vragen heeft of nader wenst te worden geïnformeerd over dit onderwerp,  neemt u dan contact met ons op. Wij helpen u graag verder.

Bureau Bosma is lid van de NOB en werkt niet op basis van ‘no cure no pay’.