Blog

DE UITBREIDING VAN GEMEENTELIJK BELASTINGGEBIED KOMT ERAAN!

In december 2015 zegde de regering toe om voor de zomer van 2016 met voorstellen te komen voor een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied. Welnu, die voorstellen zijn zojuist door de regering bekendgemaakt in de vorm van een ‘bouwstenenbrief’. Kernpunt bij de hervorming van het gemeentelijk belastinggebied is dat een verschuiving plaatsvindt van de door het Rijk geheven belastingen op arbeid naar de gemeentelijke belastingen; vooralsnog omvat deze verschuiving een bedrag van € 4 miljard.
De gepresenteerde bouwstenen zullen niet meer in deze regeerperiode tot besluitvorming leiden; het is aan een volgend kabinet om te besluiten over de precieze invulling van de hervorming van het gemeentelijk belastinggebied, aldus de regering in zijn brief.  ...  Lees Verder

KOOPPRIJS IS NIET ALTIJD GELIJK AAN WAARDE ONROERENDE ZAAK BIJ LEVERING

De Hoge Raad heeft vandaag geoordeeld dat “niet als algemene regel kan worden aanvaard dat de overeengekomen koopprijs van een onroerende zaak gelijk is aan de waarde van die zaak op het tijdstip van de levering.” Dit oordeel is van belang omdat bij de bepaling van de WOZ-waarde – naar de waarde in het economische verkeer – wordt aangesloten bij gerealiseerde transacties van vergelijkbare onroerende zaken. Het is dan noodzakelijk om te weten of de overeengekomen koopprijs de waarde van de verkochte onroerende zaak op de datum van de koopovereenkomst weergeeft dan wel op de datum waarop de verkochte onroerende zaak wordt geleverd; die prijs dient immers te worden herleid naar de waarde op de waardepeildatum. ...  Lees Verder

VERHUURDERHEFFING: RUIME UITLEG BEGRIP ‘VOOR VERHUUR BESTEMDE WONING’

Met betrekking tot de per 1 januari 2013 ingevoerde verhuurderheffing komen inmiddels de eerste uitspraken van belastingrechters beschikbaar met het antwoord op de vraag welke objecten in het kader van deze nieuwe belasting kwalificeren als huurwoning. Twee recente uitspraken wijzen uit dat het begrip huurwoning – waaronder in het kader van de verhuurderheffing wordt verstaan een voor de verhuur bestemde woning – ruim wordt uitgelegd. ...  Lees Verder

GEMEENTEN HEFFEN IN 2016 MEER DAN € 9 MILJARD AAN BELASTINGEN! HOOGSTE TIJD VOOR BELASTINGVERLICHTING

In 2016 zal de opbrengst aan gemeentelijke belastingen voor het eerst de grens van € 9 miljard passeren. Dit blijkt uit een persbericht van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) waarbij de cijfers voor 2016 zijn gepubliceerd. De opbrengst aan gemeentelijke belastingen zal in 2016 – t.o.v. 2015 – stijgen met 2,3%, aldus het CBS. Van de drie belangrijkste gemeentelijke belastingen stijgen de onroerendezaakbelastingen met 2,9% het hardst; de rioolheffingen stijgen met 2% iets minder hard en de reinigingsheffingen dalen in opbrengst licht (-/- 0,5%). ...  Lees Verder

WAARDE LEGAAT MEDE BEPAALD DOOR WOZ-WAARDE WONING

De Hoge Raad heeft reeds in zijn arrest van 21 februari 2014 geoordeeld dat de waarde van een tot een nalatenschap behorende woning ingevolge artikel 21, lid 5 van de Successiewet wordt gesteld op de WOZ-waarde; aldus geldt voor woningen een bijzondere waarderingsregel die afwijkt van de algemene waarderingsregel die in artikel 21, lid 1 van de Successiewet (Sw) is opgenomen. In artikel 21 lid 1 Sw is bepaald dat de waarde van de verkregen nalatenschap wordt gesteld op de waarde in het economische verkeer. ...  Lees Verder

BELASTINGPLAN 2016: VERRUIMING GEMEENTELIJK BELASTINGGEBIED ALS POLITIEK COMPROMIS

Het Kabinet zal, zo werd vandaag bekend, D66 met enkele toezeggingen alsnog verleiden tot het instemmen met het Belastingplan 2016. Eén van die toezeggingen betreft het verlagen van de lasten op arbeid (Inkomstenbelasting) met € 4 miljard onder gelijktijdige verruiming van het gemeentelijke belastinggebied met een bedrag van eveneens € 4 miljard; het tijdstip van ingang is vooralsnog 2019. Het Kabinet zal voor de zomer van 2016 met concrete voorstellen komen. Dit alles blijkt uit een brief die de staatssecretaris van financiën vandaag aan de Tweede Kamer heeft gezonden.  ...  Lees Verder

RECHTSBESCHERMING: NIET PRIJSGEGEVEN STELLINGEN BLIJVEN ONDERDEEL VAN DE PROCEDURE

In een recent arrest oordeelde de Hoge Raad dat een in een eerdere fase van de procedure ingenomen stelling alsnog behandeld moet worden zolang die stelling niet is prijsgegeven.

De casus was als volgt: een belanghebbende stelde in bezwaar – tegen een aan hem opgelegde aanslag leges voor de aanvraag van een bouwvergunning – primair dat de aanslag diende te worden vernietigd omdat de verordening onverbindend was. Subsidiair stelde de belanghebbende dat de legesaanslag diende te worden verminderd omdat de aanslag – gebaseerd op de bouwkosten – onjuist was berekend. In het beroep voor de Rechtbank herhaalde de belanghebbende beide grieven; de rechtbank gaf belanghebbende gelijk op het primair gestelde punt. Daarop tekende de gemeente hoger beroep aan.
In de procedure in hoger beroep betrof het geschil in de eerste plaats het primair gestelde punt van belanghebbende. Ter zitting bij het Hof voerde belanghebbende de in bezwaar en beroep subsidiair gestelde grief nog aan; ongetwijfeld voor het geval het Hof de gemeente op het primaire punt gelijk zou geven. Dit laatste deed het Hof ook. Met betrekking tot de subsidiair gestelde grief van belanghebbende oordeelde het Hof dat belanghebbende hiermee te laat was en dat het zo laat stellen hiervan in strijd kwam met de goede procesorde; het Hof oordeelde deze grief tardief. De Hoge Raad was het met dit oordeel van het Hof niet eens en overwoog: “Aangezien het Hof de primaire stelling van belanghebbende verwierp was het gehouden die subsidiaire stelling alsnog te behandelen. De omstandigheid dat deze stelling niet is vermeld in het in hoger beroep ingediende verweerschrift brengt niet mee dat belanghebbende het door hem in eerdere instantie ter zake ingenomen standpunt heeft prijsgegeven. Evenmin kan deze omstandigheid het oordeel dragen dat het bij pleidooi in hoger beroep herhalen van die stelling onverenigbaar is met een goede procesorde.” 
De Hoge Raad beschermt hier de rechten van de belanghebbende op juiste wijze; wij menen dat dit oordeel in overeenstemming is met eerdere jurisprudentie inhoudend dat een grief eerst geen behandeling behoeft indien hiervan ondubbelzinnig afstand is gedaan.
HR 20 november 2015; nr. 14/06088, ECLI:NL:HR:2015:3311 ...  Lees Verder

WOZ-WAARDE IN WWS LEIDT VOORALSNOG TOT PROCEDURELE ONDUIDELIJKHEDEN

Sinds 1 oktober jl. is door een wijziging in het woningwaarderingsstelsel (WWS) de WOZ-waarde mede bepalend voor de maximaal redelijke huurprijs voor huurwoningen. Met ingang van belastingjaar 2016 zullen huurders van woningen weer een WOZ-beschikking van de gemeente ontvangen; dat is sinds de afschaffing van de gebruikersbelasting OZB voor woningen in 2006 niet meer voorgekomen! 
Huurders van woningen kunnen tegen de vastgestelde WOZ-waarde bezwaar indienen en een lagere WOZ-waarde bepleiten; het is goed denkbaar dat de verhuurder helemaal niet zit te wachten op een verlaging van de WOZ-waarde en belang heeft bij handhaving van de WOZ-waarde of zelfs bij verhoging van de WOZ-waarde. De belangen van huurder en verhuurder kunnen in een bezwaarprocedure dan ook tegengesteld zijn. Om deze reden heeft de regering bij gelegenheid van de Miljoenennota 2016 voorgesteld om in de Wet WOZ een regeling op te nemen inhoudende dat, ingeval van een bezwaar tegen de WOZ-waarde, degene die het bezwaar niet zelf heeft ingediend maar die wel verondersteld wordt belang te hebben bij de uitkomst van die bezwaarprocedure, door de gemeente wordt gehoord alvorens uitspraak op bezwaar wordt gedaan. Met deze wetswijziging tracht de regering een zorgvuldige belangenafweging in WOZ-bezwaarprocedure te waarborgen.  ...  Lees Verder

REDELIJKE TERMIJN VOOR UITSPRAAK OP BEZWAAR BEDRAAGT OOK VOOR GEMEENTEN HALF JAAR

Gemeenten hebben op grond van een wettelijke bepaling een ruimere termijn voor het doen van uitspraak op bezwaar dan de binnen het bestuursrecht gebruikelijke termijn van zes weken; voor gemeenten eindigt de termijn bij de afloop van het kalenderjaar waarin het bezwaar is ingediend of, indien het bezwaar is ingediend in de laatste zes weken van het kalenderjaar, zes weken na de indiening van dat bezwaar. De achtergrond van deze verlengde termijn is gelegen in de mogelijke piekbelasting die in bezwaarprocedures kan optreden bij WOZ-beschikkingen en aanslagen OZB. De Hoge Raad is van oordeel dat ook voor gemeenten geldt dat voor de behandeling van een bezwaarschrift een termijn van een half jaar als ‘redelijk’ geldt. Daaraan kan de andersluidende wettelijke termijn niet afdoen. De ‘redelijke’ termijn van een half jaar geldt immers ook indien de wettelijke termijn van zes weken voor het doen van uitspraak op bezwaar van toepassing is.  ...  Lees Verder